Het demissionaire kabinet heeft op Prinsjesdag in maar liefst 15 wetsvoorstellen een pakket met voorgestelde fiscale wijzigingen gepresenteerd. Deze raken ook de ondernemer. In dit artikel pikken we 5 in het oog springende, voor de ondernemer relevante voorstellen eruit en lichten deze kort toe. Heb je vragen over één of meerdere onderwerpen? Dan horen wij dat natuurlijk graag.
1. Bedrijfsopvolgingsregeling versoepeld en versoberd
Het kabinet stelt een aantal wijzigingen in de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen voor. Deze regelingen zorgen ervoor dat ondernemingsvermogen onder fiscaal gunstige voorwaarden kan worden geschonken of vererven. In de schenk- en erfbelasting geldt een ruime vrijstelling (BOR). In de inkomstenbelasting is er een doorschuifregeling (DSR), waardoor acute inkomstenbelastingheffing bij schenking of vererving van ondernemingsvermogen wordt voorkomen. De regelingen worden in een aantal stappen enerzijds versoepeld, anderzijds iets soberder. Kort gezegd worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
Met ingang van 2024:
Aan derden verhuurde onroerende zaken worden voor de BOR/DSR als beleggingsvermogen aangemerkt en delen dus niet meer in BOR/DSR-voordelen. Onroerend goed in eigen gebruik bij de onderneming blijft wel kwalificeren.
Met ingang van 2025:
- De BOR-vrijstelling wordt 100% van de going concern-waarde van de onderneming tot € 1,5 miljoen (nu ruim € 1,2 miljoen) en 70% (in 2023 nog 83%) van het meerdere aan ondernemingsvermogen. Voor de grotere ondernemingsvermogens dus een versobering, voor kleinere ondernemingen een beperkte verruiming.
- De huidige regeling, dat tot 5% van het aanwezige ondernemingsvermogen ook beleggingsvermogen deelt in de faciliteiten, vervalt.
- Bedrijfsmiddelen die gemengd (zowel zakelijk als privé) worden gebruikt, kwalificeren per 2025 nog slechts voor de BOR/DSR voor zover deze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt.
- De eis in de DSR, dat bij schenking van ondernemingsvermogen de verkrijger al 36 maanden in dienst is bij de onderneming, vervalt. De verkrijger moet wel tenminste 21 jaar oud zijn.
Met ingang van 2026:
Nog nader uit te werken zijn de volgende maatregelen. De beoogde ingangsdatum is 1-1-2026.
- Versoepeling bezits- en voortzettingseis, waardoor bijvoorbeeld herstructureringen minder vaak een probleem vormen.
- Beperking BOR/DSR tot gewone aandelen die een belang van tenminste 5% vertegenwoordigen en die volledig winstgerechtigd zijn. Een goedkeuring voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven blijft bestaan.
- Aanpak van constructies waarbij in het zicht van overlijden grote vermogens worden omgezet in ondernemingsvermogen, zonder dat sprake is van een reële bedrijfsoverdracht (‘rollatorinvesteringen’) en van situaties waarbij door eenzelfde persoon meerdere malen de BOR wordt toegepast voor in wezen dezelfde onderneming (‘dubbel-BOR’).
2. Fiscale wijzigingen voor werkgevers
Voor wat betreft de loonbelasting hebben werkgevers per 2024 met de volgende wijzigingen te maken:
Verruiming werkkostenregeling vervalt
De vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) is in 2023 eenmalig verruimd naar 3% over de eerste € 400.000. Vanaf 2024 vervalt deze verhoging echter weer en geldt een percentage van 1,92% over dit deel van de loonsom. Voor het restant van de loonsom blijft de vrije WKR-ruimte 1,18%.
Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement
Vanwege de toename van administratieve lasten door het hybride werken, wordt voorgesteld om het privégebruik van een OV-kaart die aan een werknemer wordt vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld (gericht) vrij te stellen in de loonbelasting. Ongeacht op welke wijze een werkgever de OV-kaart aanbiedt aan de werknemer is er dus geen belasting verschuldigd. Voorwaarde is dat de werknemer de OV-kaart ook voor zakelijke reizen (waaronder woon-verkeer) gebruikt. Er wordt geen minimum aan dit zakelijk gebruik gesteld. Het kabinet wil op deze manier ook het gebruikmaken van openbaar vervoer stimuleren.
Reiskostenvergoeding
Per 2024 wordt de onbelaste reiskostenvergoeding verhoogd van € 0,21 naar € 0,23 cent per kilometer. Oorspronkelijk was een verhoging tot € 0,22 voorzien.
3. Fiscale maatregelen vastgoed
Afschrijvingsbeperking gebouwen in de inkomstenbelasting en in de vennootschapsbelasting gelijk getrokken
Voor afschrijving op gebouwen (aftrekpost voor de winstbelastingen) geldt een beperking, namelijk dat niet verder mag worden afgeschreven dan tot de fiscale ‘bodemwaarde’. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is die bodemwaarde voor bedrijfsgebouwen in eigen gebruik 50% van de WOZ-waarde. Voor belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting is dat 100% van de WOZ-waarde. Dit wordt thans gelijkgetrokken. Ook in de inkomstenbelasting mag nog slechts tot op 100% van de WOZ-waarde worden afgeschreven.
Aanpassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting
Onder huidige wetgeving kan het voordelig zijn om een verkoop van nieuw onroerend goed aan kopers die geen recht op aftrek van btw hebben, te gieten in de vorm van een aandelenverkoop. Niet het pand zelf wordt dan verkocht, maar de aandelen van de bv die eigenaar is van het pand. Door toepassing van de ‘samenloopvrijstelling’ is dan omzetbelasting noch overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit wordt nu aangepakt. Bij dergelijke aandelentransacties wordt voortaan 4% overdrachtsbelasting (weer een nieuw tarief!) geheven als de nieuwe onroerende zaken waarvan de bv eigenaar is op het moment van verkoop of binnen twee jaar daarna voor minder dan 90% worden gebruikt voor btw-belaste prestaties. Voor andere situaties van aandelenverkoop blijft de samenloopvrijstelling intact.
Aanscherping renteaftrekbeperking vastgoedlichamen met verhuurd vastgoed
De earningsstrippingmaatregel is een algemene renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting. Het negatieve saldo van rentelasten en -baten op geldleningen komt niet in aftrek voor zover dat meer bedraagt dan het hoogste van 20% van de EBITDA of € 1.000.000.
In de Voorjaarsnota 2023 is aangekondigd het toegestane aftrekplafond van € 1.000.000 buiten toepassing te laten bij vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed. Deze maatregel bestrijdt dat door het ‘opknippen’ van vastgoedlichamen en dus het spreiden van leningen over meerdere vennootschappen meerdere malen van de € 1.000.000-drempel kan worden geprofiteerd.
Deze maatregel zou per 2025 moeten ingaan.
4. Handhaving Energie-investeringsaftrek met verlaagd aftrekpercentage
De Energie-investeringsaftrek (EIA) voorziet in een extra aftrekpost van de winst, bedoeld om investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen of duurzame energie te stimuleren. Deze wordt iets versoberd.
In 2023 bedraagt die aftrekpost 45,5% van het bedrag aan investeringen in daarvoor kwalificerende bedrijfsmiddelen. Het maximale investeringsbedrag is € 136 miljoen. In het Belastingplan 2024 wordt voorgesteld om vanaf 1 januari 2024 het aftrekpercentage structureel te verlagen van 45,5% naar 40% procent. Reden om dergelijke, reeds geplande, investeringen wellicht nog dit jaar te doen.
De eerder geplande verlaging van het maximale investeringsbedrag voor de EIA wordt overigens niet doorgevoerd. Verder is aangegeven dat de EIA, maar ook de Milieu-investeringaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) voorlopig gehandhaafd blijven tot 1-1-2029.
5. Aanpassing regels voor giften vanuit vennootschap
Voor het doen van giften vanuit een vennootschap stelt kabinet stelt per 2024 de volgende aanpassingen voor:
- Een door een vennootschap aan een goeddoelinstelling gedane gift is niet langer aftrekbaar van de winst. Dus ook niet voor zover de gift beneden het huidige wettelijke maximum van 50% van de winst en van € 100.000 blijft.
- Doet de vennootschap een gift dan zal deze echter fiscaal niet aan de aandeelhouder/privépersoon worden toegerekend. En dus niet worden belast als dividenduitkering. Dit is alleen anders als de gift niet rechtstreeks door de vennootschap wordt gedaan, maar bijvoorbeeld door de aandeelhouder zelf of als sprake is van bevoordelingen of bijdragen in contant geld.
Het wordt hiermee aantrekkelijker om grote periodieke giften vanuit de vennootschap van de aanmerkelijkbelanghouder te doen. Dat de giftenaftrek vervalt laat onverlet dat de vrijstelling schenkbelasting voor een gift door een vennootschap aan een goeddoelinstelling blijft bestaan. Ook wordt de fiscale behandeling van zakelijke uitgaven aan goede doelen, denk aan sponsoring of reclame, niet anders. Deze uitgaven blijven aftrekbaar.
Door: Bart van Mechelen
Heb je vragen over de onderwerpen in dit artikel? Neem dan contact met ons op.